woensdag 10 april 2013

proporties hoogte + commentaar Barbaro


De hoogte in de voorgevel van Rotonda:

De hoogte wordt bepaald door de berekening = (lengte + breedte) / 2. De hoogte van onderliggend of bovenliggende verdieping worden gerekend als 1/6e van de centrale ruimte.

 
Hoe wijd Daniele Barbaro zich uit over het derde boek van Vitruvius?

Daniele Barbaro becommentariseerd het derde boek van Vitruvius, hij zegt dat het proportiesysteem zo scherp is omlijnd, dat het zo complex is, dat er geen ruimte is voor willekeurige proporties, zo kijkt hij naar toepassing op de bouwkunst en de onderverdeling van logia’s en atria. Hij zegt dat schoonheid alleen voortkomt uit juiste proporties.  Verder wijd hij zich uit over het feit dat Palladio Euclides en Vitruvius bestuurd heeft en op eigen kracht via deze fundamenten zijn talent liet voortvloeien.

YCBA


Verhoudingsystemen uit de Renaissance bij modernistische architecten zijn hedendaags nog steeds terug te vinden, dit werd laten zien aan de hand van het Yale Center for Britisch Art.

Het YCBA heeft een extreem ver doorgedreven geometrisch patroon gebaseerd op de gulden snede.  Zo heeft hij de verhouding 5 staat tot 3 (een afgeleide van de gulden snede) doorgevoord in:

·         Het grondplan 200x120 voet met een onderverdeling van breedtes van 20 voet bij hoogtes van 12 voet

·         Bij de gevel komt het terug in de roestvrij stalen panelen van 10x6 voet

·         De openingen van winkels van 5x3 voet

Verder heeft Louis Kahn door kolommen weg te laten op de begane grond een Grieks kruis gecreëerd zoals dat ook gebeurde in kerken tijdens de Renaissance.

Door gebruik van materiaal, licht en geometrie heeft Louis Kahn ervoor gezorgd dat hij de gedachtes achter de architectuur in de Renaissance terug brengt naar vandaag de dag.

Tempietto di San Pietro van Donato Bramante


Algemene info over de Tempietto di San Pietro van Donato Bramante
 
Het Tempietto van San Pietro in Montoria is een cilindervormig kerkje op de binnenplaats van de san Pietro kerk in Rome, het is in het begin van de zestiende eeuw door Donato Bramante gebouwd en leidde het begin van de hoge Renaissance in de archtitectuur in.
 
Bramante bouwde de tempel ter nagedachtenis aan de kruising van Petrus, een van de apostelen en de eerste paus. Het is een klein cilindervormig kerkje, terug gegrepen naar de oude Romeinse tempels, daardoor de naam: Tempietto (tempeltje).
 
Het gebouw is geïnspireerd op de Romeinse tempel van Vista. Deze tempel werd gebouwd voor het aanbidden van de aarde.
 
Verder is het nders gebouwd dan ontworpen (er zou eigenlijk nog een extra buitenste ring kolommen terugkomen in het officiële ontwerp)
 
 
 
 
 
Symboliek die Bramante verwerkt heeft in de Tempietto of S. Pietro in Montorio.
 
 
De Tempietto of S. Pietro in Montorio is in feite een betonnen architectonische manifestatie
in humanistische, heidense en met op hetzelfde moment christelijke termen, van een in wezen religieus en politiek thema.
 
De Tempietto of S. Pietro in Montorio had geen praktische, fysieke functie, het was gewoon feestelijk.
Het is een ronde tempel en staat in het midden van een kleine cirkelvormige binnenplaats.
 
De cirkel vertegenwoordigde de wereld en de goddelijke perfectie zelf, zoals Palladio zei:’’ Een beeld van de wereld,’’ een conceptuele, visuele uitdrukking van het numineuze, die de goddelijke werkelijkheid van de kosmos suggereert.
 
Ronde tempels werden gewijd door de ouden aan Diana (of de maan), en bovenal aan Vesta
en Hercules (of Mercurius).  Ronde tempels werden gezien als de symbolische goddelijkheid van de aarde, deze waren rond om op het element t aarde te lijken.
Verder waren ronde tempels gewijd aan de hemellichamen (de maan en de zon)
 
De Tempietto staat in het middenen  staat symbool voor Peter en de Kerk van Rome, het nieuwe Jeruzalem wiens optreden uitstraalt in de vier richtingen van het kompas.
 
In hoogte bestaat de Tempietto uit drie afzonderlijke delen boven elkaar, zoals Tempel van Portumnus in Porto.
 
De onderste laag wordt genomen volgens de crypte om de lagere regio's te vertegenwoordigen, zoals de onderwereld.
Het middelste deel vertegenwoordigt het 'tabernaculumDei inter homines ', de strijdende Kerk die de aardse bol van de wereld weerspiegelt.
Het bovenste deel van de Tempietto, met zijn koepel is uiteraard bedoeld om de hogere sfeer, de triomferende Kerk en met Christus aan het hoofd in hemelse heerlijkheid aan te duiden.
 
 
 
 
 
Verhoudingen en nummerologie:
 
Nummerlogie
 
In bramante’s Tempietto di San Pietro zijn een aantal verhoudingen en nummerlogiën terug te vinden. Enkele belangrijke getallen die Bramante heeft gebruikt in het ontwerp van de kerk zijn:
48 (3(ruimte tussen de kolommen) x16) terugkomend in de metopen in de zuilengalerij.
16 (Het volgens Vitruvius perfecte getal, dat opgebouwd is uit 10 en 6, twee getallen die volgens de wiskunde perfect zijn) dit getal liet hij terugkomen in de circulaire zuilengalerij en de kolommen.
8 (Verwezen naar de dag waarop de aarde is gemaakt, de 8 richtingen van de wind of verwezen naar de regeneratie van Rome die door Petrus en zijn opvolgers voor de oprichting van de kerk als tastbare instelling voor Petrus zijn passie staat) terugkomend in de hoofdassen van de Tempietto di San Pietro, de achter ramen en de acht nissen.
4 (Het kosmische nummer geheiligd door het kruis van Christus en tevens de richtingen van het kompas) De vier ingangen naar de binnenplaats.
3 (Het goddelijke nummer van de Drie-eenheid(De vader, de zoon en de heilige geest) Drie ingangen in de Tempietto di San Pietro
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Verhoudingen:
 
Toegepaste verhoudingen:
·         Breedte zuilenrij(9 meter) = hoogte middelste cilinder.
·         Afstand tussen de zuilen (vanaf midden gemeten) = 4x de diameter van elke zuil.
·         Afstand tot de muur = 2x de diameter
·         De relatie tussen de diameter en hoogte van de gehele Tempietto is 3:4
 Niet toegepaste verhoudingen:
·         Zuilen even hoog als de cella breed.
·         afstand tussen de rand van de stylobaat en de muur van de cella zou 1/5de moeten zijn van de diameter van de stylobaat.
·         Op de tekeningen van Brabante klopte de verhoudingen wel, maar helaas niet in het werkelijke gebouw. (niet toegepaste verhoudingen)
 
 
 
Problemen met de harmonie door kleinschaligheid
 
Bramante moet de problemen gezien hebben die onstonden bij de buitenkant van de Tempietto en zijn buitenste zuilengalerij. De colonnade werd nooit gebouwd, omdat waarschijnlijk de Tempietto alleen zichtbaar zou worden van dichtbij (i.v.m. de kijklijnen vanuit de Tempietto en de vanuit het binnenhof)
 
Door kleinschaligheid van de Tempietto di San Piettro was de ruimte beperkt, Bramante wilde het binnenin ruimtelijk maken, dit deed hij door de hoogte te benadrukken en door de koepel te verhogen.
 
De elementaire geometrische vaste stof die bijna een incarnatie van het
Renaissance deel van het gebouw is is als een puur driedimensionaal
object in de ruimte, een bevestiging van de 'harmonieuze' kosmische betekenis, die zichtbaar verdeeld is in twee verschillende delen. Deze twee
onderdelen staan ​​in contrast tegenover elkaar, bijvoorbeeld de mate van
verlichting. Dit is een duidelijke uiting van het contrast tussen het 'aardse' en het 'hemelse'
gebied.

Architectonische elementen van de klassieke Oudheid


Zuil

Een zuil is een kolom met een ronde doorsnede, meestal in natuursteen uitgevoerd. Een zuil bestaat meestal uit drie elementen van boven naar beneden: kapiteel, schacht en basement. De Grieks-Dorische orde heeft geen basement.

 

De schacht kan opgebouwd zijn uit trommels of kan als één geheel zijn uitgevoerd. Een zuil wordt doorgaans alleen op druk belast.

 

Onder een kolom of drager wordt verstaan een verticale ondersteuningsconstructie, waarvan de hoogte betrekkelijk groot is ten opzichte van de breedtemaat. Een kolom kan in diverse materialen worden uitgevoerd zoals, staal, gietijzer, gewapend beton, hout en metselwerk. Moderne zuilen zoals in de Sagrada Família te Barcelona hebben een gewapend betonkern. Een kolom wordt ook wel pilaar of pijler genoemd. Een pijler kan echter ook een andere dan een ronde vorm hebben en bevat in tegenstelling tot een zuil geen verjonging of entasis. Bij een pijler is de basement niet onderdeel van de pijler zelf, maar wordt er soms onder geplaatst. Een pijler bevat meestal geen interne boven elkaar gelegen voegen; alleen bij het pijlerverband is hiervan sprake. In de barok werden vaak wandpijlers of pilasters toegepast.

 

Ordes

De Dorische orde is ontstaan ​​op het vaste land en het westen van Griekenland. Het is de eenvoudigste van de bouworden, gekenmerkt door korte, met facetten, zware kolommen met duidelijke, ronde kapitelen (toppen) en geen basement. Met een hoogte die slechts vier tot acht keer de diameter bedraagt, zijn de kolommen het meest plomp van alle orden. De schacht van de Dorische orde wordt uitgehold door 20 groeven.

De Griekse vormen van de Dorische orde komen voor zonder een individueel basement. In plaats daarvan worden direct geplaatst op de stylobaat. Latere vormen echter kwamen met de conventionele basis bestaande uit een sokkel en een torus. De Romeinse versies van de Dorische orde hebben kleinere proporties. Als gevolg daarvan lijken ze lichter te zijn dan de Griekse orden.

 

De Ionische orde kwam uit oostelijk Griekenland, waar de oorsprong vervlochten is met de soortgelijke, maar weinig bekend Aeolische orde. Het onderscheidt zich door slanke, gegroefde zuilen met een groot basement en twee tegengestelde voluten (rollen of krullen) in het lijstwerk van het kapiteel. het lijstwerk zelf is versierd met een ei-en-pijl-motief. De Ionische schacht wordt geleverd met vier meer groeven dan de Dorische tegenhanger (totaal 24). Het Ionische basement heeft twee convexe sierlijsten genaamd tori die worden gescheiden door een scotia.

 

De Korinthische orde is de meest sierlijke van de Griekse orden, gekenmerkt door een slanke geribbelde zuil met een sierlijk kapiteel versierd met twee rijen acanthusbladeren (acanthusmotief) en vier rollen. Het wordt algemeen beschouwd als de meest elegante van de drie orden. De schacht van de Korinthische orde heeft 24 groeven. De kolom wordt over het algemeen tien diameters hoog.

 

Kapiteel

Een kapiteel of kopstuk is de bekroning, kopstuk of boven beëindiging van een zuil, pijler of pilaster, in de regel om de last of kracht op een smaller draagvlak over te brengen, veelal voorzien van beeldhouwwerk.

 

Cannelure

Cannelures of schaduwgroeven zijn verticale groeven in een zuil.

 

Entasis

Entasis is een curve of bolling in de verjonging van een zuilschacht aangebracht, onder meer toegepast in de Dorische orde, vooral bij tempels van grotere afmetingen zoals onder meer het Parthenon.

Deze techniek werd toegepast om de optische indruk van het "doorbuigen" tegen te werken. Dit werd bij de Egyptische piramides werd een dergelijke optische correctie nagestreefd.

 

Abacus

Een abacus is een vlakke stenen dekplaat aan de top van een klassiek kapiteel. De abacus wordt meestal, in tegenstelling tot het kapiteel, zonder versiering uitgevoerd. De belangrijkste functie van een abacus is het voorzien van een groter oppervlak voor het dragen van een architraaf of een boog. In de Toscaanse en Dorische stijl is de abacus meestal vierkant uitgevoerd, in andere stijlen is de abacus afgerond uitgevoerd.

 

Voluten

Een voluut is de kruisvormige of spiraalvormige versiering op het kapiteel van een Ionische zuil of Korinthische zuil. Kapitelen met een dergelijke vorm worden voluutkapiteel of krulkapiteel genoemd. In de Renaissance en de Barok werd het ook wel als decoratie op de hoeken van topgevels gebruikt.

 

 

 

 

 

 

 

Basement

Het basement is het onderste deel van een zuil, pilaster of pijler. De term basement stamt uit de Griekse architectuur. In de Griekse bouwkunst onderscheiden we de Dorische, de Korinthische en de Ionische bouwstijl. De Dorische zuilen kennen geen basement.

 

Entablement

Het horizontale bouwdeel boven de zuilenrijen van de klassieke architectuur. Het bestaat uit architraaf, fries en kroonlijst.

 

Architraaf

Een architraaf of epistyle is de onderste dragende balk in het hoofdgestel.

 

Fries

Middelste deel van horizontaal balkwerk tussen architraaf en kroonlijst. Ook horizontale band tot afgrenzing van de bovenzijde van een tekstvlak. Soms is deze band geaccentueerd met lijstwerk of gedecoreerd met allerlei motieven.

 

Trigliefen en metopen

Een triglief is de architectonische term voor een met twee hele en twee halve verticale sleuven versierde stenen plaat als onderdeel van een Dorisch fries. Tussen de trigliefen in het fries bevinden zich de metopen. Trigliefen zijn waarschijnlijk de architectonische weergave in steen van de afdekplaten van de uiteinden van oorspronkelijk houten balken in een tempel.

Metope of metoop is een technische term uit de Griekse bouwkunst, dat voorhoofd betekent.

De term wordt gebruikt voor een plaat van gebakken klei (oorspronkelijk) of steen, als sierelement bevestigd tussen de trigliefen van een Dorisch fries. Metopen kunnen zowel beschilderd (oorspronkelijk) als gebeeldhouwd zijn.


Timpaan of Fronton

Het fronton is in de bouwkunde de bekroning van een gevel, venster of ingang in driehoeks- of segmentvorm.

In de Klassieke Bouwkunst (Grieken en Romeinen) werd het fronton vaak in de voorgevel gebruikt om de ingangspartij te benadrukken. Gebouwen die later zijn gebouwd in een classicistische en neoclassicistische stijl, hebben vaak een fronton. Het Paleis op de Dam en Koninklijk Theater Carré in Amsterdam zijn twee voorbeelden hiervan.

 

Pilaster

Een pilaster, muurpijler, halfpijler of wandpijler is een rechthoekige muurverzwaring die minder dan zijn breedte voor de gevel uitsteekt. Deze zijn meer een versiering dan een constructieve oplossing.

 

 

 

 

Trommel

Een deel van een schacht van een zuil. Hieruit wordt de zuil opgebouwd. Deze trommels werden meestal gestapeld tot een zuil.

 

Koepel en Lantaarn

Een koepel of dom is een element uit de architectuur bestaande uit een halve bol of een halve ellipsoïde. De grondslag van een koepel kan een cirkel, ellips, vierkant of veelhoek zijn. De koepel is meestal geplaatst op het dak van een gebouw. Soms vormt de koepel het gehele gebouw.

Een lantaarn is een opengewerkte bekroning van een grote koepel of een toren en is meestal achthoekig van vorm.

 

Tongewelf, kruisgewelf en kruisribgewelf

Een tongewelf is een type gewelf dat over de gehele lengte dezelfde vorm heeft en waarvan de dwarsdoorsnede een halve cirkel vormt, zodat het gewelf een halve cilinder vormt. Ook zijn varianten bekend waarbij de boog een ellips-, korf-, parabool- of spitsboog (spitstongewelf) vormt. Tongewelven in strikte zin zijn gemetseld, echter worden ook houten en gepleisterde overkappingen met dezelfde vorm tongewelven genoemd.

 

Het kruisgewelf niet te verwarren met een kloostergewelf, is een gewelfvorm van het type graatgewelf die in de Romeinse bouwkunst voor het eerst werd toegepast en daarna op grotere schaal werd gebruikt in romaanse kerken.

Het kruisgewelf ontstaat als twee gelijke tongewelven elkaar haaks snijden. De ontstane diagonalen vormen dan een rug aan de onderzijde. Deze noemt men graten. Deze graten van een kruisgewelf vormen een diagonaalboog.

De lijnen van de twee halve cilinders treffen elkaar in het midden, zodat een kruisvorm ontstaat. De gewelfkappen zijn zelf de dragende elementen, in tegenstelling tot een kruisribgewelf, waar de ribben de dragende elementen zijn.

 

Het kruisribgewelf of kortweg (een ribgewelf) is een type gewelf op een vierhoekige basis met de ribben als dragende elementen. Bij het kruisribgewelf worden de diagonaalribben en de gordelbogen eerst gebouwd. Op de plaats waar de ribben elkaar kruisen wordt een sluitsteen of gewelfsleutel aangebracht. Daarna wordt de ruimte tussen de ribben opgevuld met metselwerk.

Door de draagkracht van de kruisribgewelfribben wordt het mogelijk steeds lichtere en hogere gewelven te bouwen. Daarbij worden ook de gewelfkappen gemetseld met een zo licht mogelijk materiaal.

Een kruisribgewelf wordt dus door de ribben gedragen terwijl bij een kruisgewelf de gewelfkappen zelfdragend zijn.

Gulden snede

Wat is de gulden snede?
De term gulde snede dateert uit de jaren 30 van de 19e eeuw en word ook wel 'de verdeling in uiterste en middelste reden', 'divina proportia', 'sectio divina' of 'sectio aurea' genoemd. De gulden snede is een verhoudingensysteem, waarbij een lijnstuk in twee met een speciale verhouding vormende delen is verdeeld.

Stel:

het grooste deel is a

Het kleinste deel is b

Dan is bij het bij de gulde snede zo, dat a:b=(a+b):a

a:b= Griekse letter (phi)                               (phi)= (1+ wortel van 5)/2 en is ongeveer 1,618

 

Waarom is de gulden snede bijzonder?
Gedurende de klassieke oudheid, het classicisme, de gotiek en de renaissance werd het beschouwd als ideaal maatsysteem, omdat het is gebaseerd op natuurlijke, menselijke maten en patronen die de grondslag van alle schoonheid vormen.

De natuur streeft naar goddelijke volmaaktheid, want zij is namelijk de beste goddelijke leermeester van alle dingen. Zij is door god geschapen en aangezien de gulden snede terugkomt in onder andere door god geschapen schelpen en door god geschapen zonnebloemen word het gezien als bijzonder, als perfect.

Hoe kun je de gulden snede construeren?